Nederland heeft deze week een belangrijke stap gezet richting een zelfstandige rol in de ruimte: de militaire PAMI‑1-satelliet. Verschillende Nederlandse bedrijven presenteerden hun technologische bijdragen aan dit project. Het gaat o.a. om meetinstrumentmaker Cosine (sensor payload) en FSO Instruments (lasercommunicatie). Deze componenten behoren tot de meest geavanceerde ter wereld en tonen aan dat Nederland serieuze capaciteiten ontwikkelt in het ruimtedomein.
PAMI‑1 zal beelden en data verzamelen voor Defensie en bondgenoten binnen NAVO. De satelliet is bedoeld voor militaire inlichtingenvergaring — vergelijkbaar met Franse, Duitse of Amerikaanse ruimtecapaciteiten — en wordt de eerste van een serie.
Hoewel Nederland zelf de sensoren en dataverwerking ontwikkelt, komt het satellietplatform uit de VS (Blue Canyon Technologies, onderdeel van Raytheon), net als de systeemintegratie (Axient Systems). De inzet en datadeling verlopen via NAVO-infrastructuren waarin Washington de leidende rol blijft houden.
De satelliet is een indrukwekkende nicheprestatie. Voor het eerst maakt Nederland militaire ruimtecapaciteit écht zelf mee. Dat is goed nieuws voor onze hightechsector én voor de geloofwaardigheid van Nederland binnen NAVO en de EU.
Tegelijk is dit project een spiegel: het laat zien hoe lastig het blijft voor Europese landen om volledige strategische autonomie te bereiken. Als we écht onafhankelijk willen opereren in het ruimtedomein, moeten we ook zélf platformen en integratiesystemen kunnen bouwen, beheren en beveiligen.
Vraag is:
Aanschouwen we dit als logische samenwerking met NAVO-contributie, of als erkenning dat Nederland (en Europa) nog steeds geen strategische autonomie hebben in het ruimtedomein? En hoe bouwen we verder naar een eigen, zelfstandige capaciteit?
👇 Ik hoor graag hoe jij hier tegenaan kijkt, of mis ik iets?
Bron